Dialectiek is een manier van redeneren die al door de oude Grieken werd toegepast, maar vooral door de historicus Georg Hegel een plaats heeft gekregen in het moderne denken.
Kort gezegd gaat men er in de dialectiek van uit dat het ontwikkelen van ideeën gebeurt door het duidelijk maken van tegenstellingen maar die tegenstellingen ook met elkaar te verzoent.
Een idee (these) roept een tegengesteld idee (antithese) op, en de interactie tussen deze twee leidt tot een nieuwe, hogere vorm van begrip (synthese).
These, Antithese, Synthese
Doordat de synthese op zich weer een nieuwe these is, is dit proces de motor voor verandering en ontwikkeling, omdat de synthese een fase verder in de ontwikkeling is dan de oorspronkelijke these.
In de politiek kan dit worden gezien als de botsing tussen verschillende politieke ideologieën of krachten, die resulteert in een nieuwe, veranderde politieke realiteit.
Of, zoals Voltaire al zei: Du choc des opinions jaillit la vérité !
Karl Marx gebruikte dit principe om de strijd tussen kapitaal en arbeid zowel te duiden, als te voorspellen.
Nu is voorspellen altijd lastig, en uit naam van zijn voorspellingen is dan ook veel rampspoed over de wereld gekomen.
Wat niet wil zeggen dat de dialectische manier van redeneren niet zijn merites heeft.
En met name in Nederland zouden we er wel wat meer van kunnen gebruiken.
De Nederlandse politiek mag zichzelf graag depolitiseren door de nadruk te leggen op ‘bestuur’ en ‘polderen’.
Dit volgde op de roerige jaren zestig en zeventig waar Joop den Uyl, maar vooral Ed van Thijn het zogenaamde ‘conflictmodel’ in de Nederlandse politiek had geïntroduceerd. Dit model was niets anders dan het presenteren van een antithese op de these, zonder de bereidheid te tonen tot een synthese te komen. Dat was niet nodig dachten de PvdA ideologen omdat de helderheid van de antithese voldoende zou zijn voor een eclatante verkiezingsoverwinning zodat een synthese niet nodig zou zijn.
Het Kabinet Den Uyl II is er nooit gekomen.
Wim Kok was een meer pragmatische socialist die aan de wieg stond van het akkoord van Wassenaar in 1982.
Dit akkoord tussen werkgevers en werknemersorganisaties behelsde een loonmatiging, in ruil voor arbeidstijdverkorting zodat de werkloosheid kon worden bestreden en de winstgevendheid van het bedrijfsleven hersteld worden.
Het moet gezegd, een succesvol akkoord. En eenmaal leider van de PvdA ging Kok verder, een historisch paars kabinet waarbij de grootste politieke antipoden zonder de onvermijdelijke machtspartij in het midden, het CDA, het land gingen regeren onder zijn leiding.
Zo succesvol, dat polderen als een typisch Nederlandse manier van besluitvorming is geworden. Bij alle positieve effecten dienen we evenwel niet blind te zijn voor de negatieve kanten van het fenomeen ‘polderen’.
Het kan leiden tot traagheid en inefficiëntie, verwaterde besluiten, het wegschuiven van problemen in plaats van het aanpakken ervan, het geven van een disproportionele invloed van belangengroepen, het is een premie op de status quo waardoor noodzakelijke hervormingen of innovaties worden vertraagd of tegengehouden en crisissen niet doeltreffend kunnen worden aangepakt.
Het belangrijkste probleem lijkt wel dat van de verminderde democratische verantwoordelijkheid.
Veel beslissingen worden genomen door een relatief kleine groep vertegenwoordigers in besloten overleggen.
De argumenten van de nieuwe regenten zijn: ‘samen doen’, ‘professioneel’, ‘algemeen belang’ ‘kosten efficiënt’ en meer van dit soort slogans waarbij transparantie en democratische verantwoordelijkheid over het algemeen wordt overgeslagen.
Met name het laatste geeft voeding aan gevoelens als: het maakt geen verschil op wie je stemt, ze doen allemaal hetzelfde, veel beloven weinig doen etc.
De reactie van de burger? Stemmen op iemand die niet mee poldert, de boel opschudt, tegen alles is. Politiek incorrect is. De lezer mag het beeld verder invullen.
De polderaars noemen zo iemand een populist, en suggereren dat die daarmee buiten het politieke proces staat. Dat is ook zo, totdat deze veel stemmen krijgt.
Radicalen en populisten vallen in een democratie niet te bestrijden door ze buiten het democratische proces te houden.
Ze moeten worden bestreden door de dialectiek terug te brengen in het politieke discours.
Onderliggende conflicten en krachten moeten duidelijk blijven, en ook bij het bereiken van een compromis moet duidelijk zijn hoe dat tot stand is gekomen.
Pas dan zal de burger begrijpen wat de politicus met zijn mandaat, zijn stem, heeft gedaan.
Niet meteen naar de synthese gaan, het polderen, maar eerst duidelijk maken wat het politieke debat is, wat de politieke keuzes zijn, op grond daarvan naar de kiezer gaan en pas een compromis sluiten als dat naar de burger kan worden uitgelegd.
Conflicten zijn geen obstakels, maar voorwaarden voor een goed democratisch proces zolang uiteindelijk maar naar de synthese wordt gestreefd.
Goede morgen Sybren, Prima artikel. Je bent een origineel denker, en slaat de spijker weer eens op zijn kop. Vele groeten, Sjef
LikeLike