Een taalwet ter versterking van positie en kwaliteit van het Nederlandse hoger onderwijs


Onlangs was de Duitse collega van Minister Hoekstra, Annalena Baerbock op bezoek in Den Haag. Na afloop werd er een persconferentie gehouden, waar mevr. Baerbock de vragen in keurig Duits beantwoordde. 

Minister Hoekstra beantwoordde de Duitse vragen in het Engels, een tolk kon er blijkbaar niet af. Daar kijkt niemand van op, Hoekstra gaat immers over het buitenland en daar spreken ze geen Nederlands. 

Wat er evenwel gebeurt is dat Hoekstra aangeeft dat de Duitse journalist belangrijker is dan de Nederlandse minister, want met het wegschuiven van de taal schuift de minister zijn eigen identiteit weg, en daarmee zijn macht.

Taal is namelijk macht, omdat het de manier is waarop we communiceren, begrijpen en invloed uitoefenen op elkaar. Het bepaalt onze perceptie, beïnvloedt onze beslissingen en creëert sociale realiteiten. Door het gebruik van macht kunnen we invloed uitoefenen op besluiten van andere mensen, dat gaat het beste als we gelijk denken, en daar speelt taal een belangrijke rol.

Vandaar dat Frankrijk zijn cultuur in het buitenland uitdraagt met de Alliance Française, Duitsland met het Goethe Instituut en Nederland het Institut Neerlandais in Parijs heeft gesloten.

Het verschil tussen taal en dialect is dat een taal een leger heeft en een dialect niet, plachten wij in Brussel te zeggen.

Poetin bewijst die stelling iedere dag met de Russificatie van ieder gebied dat onder Russische controle komt.

En zo Twittert minister Hoekstra in zijn Engelstalige Twitterblog zijn eigen respect en invloed weg, want de onderliggende boodschap die hij in het Engels aan iedereen communiceert is: Wij zijn niet belangrijk!

Dat is toch speciaal voor een Minister die machtsprojectie in zijn portefeuille heeft. Met de Minister die taal in zijn portefeuille heeft is het overigens niet veel beter. 

Minister Dijkgraaf heeft het wetsvoorstel Taal en Toegankelijkheid ingetrokken. Deze wet had als doel zowel een goede internationale positionering van het hoger in balans te brengen met onder meer het behoud van het Nederlands als academische taal.

Hij wil langer nadenken over de problemen en voordelen van internationalisering in het hoger onderwijs, oftewel, hij vindt de positie van het Nederlands ondergeschikt aan internationalisering. Die internationalisering leidt evenwel tot zowel een verlies van de status van het Nederlands als ‘Premium’ taal, maar ook een verlies van academisch niveau doordat steenkolenEngels ook leidt tot slecht geformuleerde wetenschap.

Daarmee komt voor de Nederlandse taal een moment naderbij wat de Friese cultuur heeft gehad met de sluiting van de Franeker Universiteit door Napoleon. Napoleon besefte heel goed dat met het wegnemen van het intellectuele hart uit de Friese cultuur een potentiële lastpost werd verzwakt, en de daaropvolgende Nederlandse eenheidsstaat heeft dat om diezelfde reden zo gelaten. Het Fries werd een taal van boeren, en een enkele hoogleraar Frisistyk.

Voor de laatste hoogleraar, Goffe Jensma, kon geen opvolger worden gevonden en dat wordt door de Nederlandse overheid niet als een probleem ervaren, erger, een probleem dat zichzelf oplost!

En zo slordig als Nederland omgaat met het Fries gaat het ook om met het Nederlands zoals 

Minister Dijkgraaf laat zien door in navolging van het Fries ook het Nederlands uit de Academische wereld te laten verdwijnen. 

Dat minister Dijkgraaf op politieke gronden kiest voor internationalisering van het hoger onderwijs ten koste van de positie van de eigen talen, is zijn politieke keuze. Maar paradoxaal genoeg bereikt hij het doel van een sterke positie van het Nederlandse hoger onderwijs ook niet. De verengelsing leidt wel tot meer studenten en een probleem op de woningmarkt, maar ook tot  een  kwaliteitsverlies waardoor de positie van het Nederlandse hoger onderwijs t.o.v. van dat van andere landen daalt. Minister Dijkgraaf kiest dus voor een achteruitgang van zowel de Nederlandse taal als het Nederlands hoger onderwijs. Verbazingwekkend.

Het lijkt de Nederlanders echter weinig te deren dat met het statusverlies van hun taal ze worden achtergesteld bij sprekers van de dominante talen.

Andere culturen gaan bewuster om met hun identiteit, cultuur en macht. En hebben dat ook per wet geregeld. Dergelijke wetgeving regelt de plaats van de taal in het onderwijs, hoe de overheid naar de burger communiceert, welke rechten taalminderheden hebben etc.

In Nederland hebben we geen wettelijk taalkader en zo kan het dan ook gebeuren dat in de Corona epidemie de Nederlandse overheid wil in het Koerdisch communiceert, maar niet in een eigen rijkstaal als het Fries. 

Begrijp me goed, ik wil graag dat de Koerden ook weten dat er een vaccin beschikbaar is, een taalwet gaat dan ook niet over het verbieden van het gebruik van andere talen. 

Maar het gaat wel over hoe de overheid communiceert naar de burger, hoe het onderwijs, de wetenschap en de rechtspraak is georganiseerd en wat waar wordt gesproken, en hoe de overheid de eigen burger respecteert.

De ervaringen in Fryslân leren juist dat meertaligheid de sociale cohesie vergroot evenals het wederzijdse respect.

Minister Dijkgraaf gaat over Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, hij bepaalt wat de positie van de overheid ten opzichte van het Nederlands, het Fries en de andere talen is. 

Een ambitieus initiatief, dat verder gaat dan zijn liefde voor de internationalisering van het hoger onderwijs lijkt gewenst.